Ostrogoto [nl]

Het godsoordeel

V. B.

Moet je vechten voor een zaak waarvan het succes onwaarschijnlijk lijkt? Wanneer deze vraag gesteld wordt, ben ik altijd verbaasd een negatief antwoord te horen. Nee, als je ervan overtuigd bent dat het niet zal slagen, als je niet redelijkerwijze kan vertrouwen op de triomf van de ideeën waarvoor je vecht en al evenmin op de gelukkige toepassing ervan in de loop van je eigen leven, dan kan je maar beter proberen om te genieten van de jaren die nog overblijven, weg van de dagelijkse desillusies en ondergedompeld in het genot van het hedonisme. Ik beken een tegenovergestelde instelling te hebben. De wisselende mogelijkheden die altijd onderworpen zijn aan een gok van het uitvoeren van het verlangde lijken me niet altijd op te wegen tegen het verlangen dat mijn enige bekommernis is.

Ja, de instantie van het feit scheidt me van degene die, ook al valt hij ten prooi aan hartstocht, zich beroept op de rationaliteit als had hij nood aan een toestemming. Zou alleen in het geval dat onze programma's redelijkerwijze voorbestemd zijn tot het zien van het daglicht, de revolte waaruit ze hun ontwikkeling halen toelaatbaar zijn?

Ik ben niet uit dat hout gesneden en vind die discipline van de omkeerbaarheid bijna bewonderenswaardig: er bestaat geen revolutie die de moeite waard is, en die de moeite waard is om voor te strijden, tenzij die uit het wisselvallige treedt om zekerheid te worden. Op dat punt wordt de eerste taak van een coherente revolutionaire kritiek om het onderwerp van een gok voor te stellen als een erg waarschijnlijke eventualiteit, en een positieve argumentatie op te bouwen die het optimisme kan verantwoorden zonder hetwelk er geen revoluties noch revolutionairen zouden bestaan.

Het vieren van de zogenaamde "overwinningen van de beweging" belijden, ditmaal op retrospectieve wijze, eenzelfde logica. Wanneer de vreugde losbarst over het gelukkige einde van pogingen waaraan je je gewijd hebt, is er altijd wel iemand die ze interpreteert als nuttige acties waarvan het succes de gegrondheid aantoont en de inspanning verantwoordt. Daarentegen lijkt het me dat een eventuele mislukking eigenlijk niet het tegenovergestelde bewijs levert, dat het in geen geval de reden van het protest uitdooft of ook maar in het minste de terechtheid ervan wijzigt. Het is niet het resultaat dat gelijk geeft, vermits met nog meer reden het status quo ons een voorlopige nederlaag toeschijnt die ons gebiedt om onze pogingen om haar neer te halen verder te zetten en te vermenigvuldigen. Getuigen "overwinningen" en "nederlagen" van de efficiëntie of ineffeciëntie van ons elan? Is het resultaat het directe gevolg van onze kleine acties? Niets toont dat aan. Duizend belendende feiten, nog minder analyseerbaar vermits ze amper gekend zijn, zijn bepalend in hun singuliere bundeling. Ten midden van zovele krachten die samenlopen is er niets dat aantoont dat de beweging die probeert te rebelleren zo zwaar doorweegt, zelfs niets langs de goede kant van de weegschaal. Het enige dat je kan bevestigen is dat in het geval dat onze daden vruchteloos blijken, ze toch niet het resultaat verhinderd hebben dat koppig nagestreefd werd. Een treurige veronderstelling: voor je zie je de geschiedenis die verzocht wordt rechter en boekhouder te spelen en je plooit in alle richtingen. En vooral om de onschuld af te kondigen van het feit van een verlangen dat, bij gebrek aan een dergelijk feit, schuldig zou blijven.

Maar de feiten zijn veel minder koppige dan men zegt: in het beeld dat we ons ervan kunnen maken, lenen ze er zich met plezier toe om onze daden te verantwoorden, onze pogingen, onze hartstochten. In feite heb je alleen waanzin nodig om zonder hoop lief te hebben. Zonder hoop? Op die voorwaarde kan geen enkele mogelijkheid wreedaardig een fatale zon doen oplichten, beter de duisternis van een donkere kracht die een weigering uitdrukt onder de vorm van ondanks alles. Ondanks alles is daar de mogelijkheid, daarna neem je de eigen analyses weer op en evalueer je het kaartenspel zonder ooit halt te houden langs het traject naar dit reële objectief dat aangeduid wordt tegen alle waarschijnlijkheid in en waarvan de zoektocht een beetje realiteit in de droom brengt, een hoop op actualiteit in de utopie, een belofte tot genot in de hartstocht. Het laatste woord, dat het geluk is, wordt op voorhand tegengehouden en het hele traject van het discours, het vervolg van de dagen in het verhaal van ons bestaan neigen er alleen maar toe de mogelijkheid ervan te bevestigen en haar de kop te doen opsteken ten midden van de rationaliteit van de dingen. Een beweging zonder dewelke er misschien nooit mateloze liefde zou geweest zijn, want het hart voelt slechts vreugde in het doen kloppen van het bloed van de mogelijkheid in onze slapen.

Waarschijnlijk is niemand onder ons immuun voor die bijzondere ziekte die geboren wordt op het grote witte scherm van het waarvoor? en die zich ontwikkelt in de wrange nood om zichzelf te beschouwen als de oorzaak van één of andere onbetwijfelbare gebeurtenis in staat om provisoir de ontologische afgrond te verblinden. Maar de vertekening waaraan de hartstocht het reële onderwerpt, of ze zich de onmiddellijke transformatie ervan nu voorstelt als rationeel plausibel of dat ze zich net inbeeldt het uiteindelijke resultaat bepaalt te hebben krachtens een mechanische verhouding, wel, alleen een idealisme kan weigeren om in deze vertekening een erg vruchtbare vergissing te zien. De onverbiddelijkheid van de logica hebben het aanschijn van de wereld minder verandert dan de quiproquo van de persoonlijke noodzaak en de aaneenschakeling van uitwendige causaliteiten. Desalniettemin, welk definitief bewijs kan het ongeluk aanvoeren tegen de hartstocht?

Maar intussen ben ik op z'n minst verbaasd om  de ideeën, de daden, de inspanningen, met andere woorden, de ethiek, eens te meer ten prooi zien te vallen aan een wet die het zijn verdeelt tussen de hel van de mislukking en het paradijs van het succes. Nieuw, die wet? Komaan zeg! In de eeuwen die een donkerdere reputatie hebben werd de juistheid van de zaak in ultieme analyse beslist door het feit. Het godsoordeel of de gespierdheid van de kampioenen verschaften dezelfde bewijzen van rechtvaardigheid die vandaag afgeleid worden uit de gebeurtenis. Als we niets anders gevonden hebben om het verachtelijke godsoordeel te vervangen dan het oordeel van de Geschiedenis, als in zowel het ene als in het andere geval, gisteren zoals vandaag, het feit de uiteindelijke instantie is, als de krachtsverhoudingen die beslissen over de materiële feiten in onze ogen de waarde van een ethisch oordeel krijgen, dan hebben we niets te benijden in de donkere tijden waarin de overwonnenen niet alleen ongeluk ondergingen, maar ook vernedering. Dan had Varlet het mis, Pisacane had het mis, Ravachol had het mis, Bresci had het mis, Makhno had het mis, Van der Lubbe had het mis, Durruti had het mis. We weten maar al te goed wie het gehaald heeft en het nog steeds haalt tegen al die mensen, in naam van die historisch-religieuze consecratie die voortkomt uit de besmetting van het inwendige feit door het publieke feit, alsof wat er gebeurt een superieure rechtvaardigheid zou tonen die de organische wet van de evolutie van de werelden illustreet waarin elke fase een morele sanctie van onze daden wordt.

Zo gaat het er niet meer over te weten of min of meer laaghartig het doel de middelen rechtvaardigt: dan ben je verplicht om vast te stellen dat, onder de heerschappij van deze wet die ons probeert te doen buigen, alleen het succes de inspanning rechtvaardigt. Zo behouden de geplogenheden hun prerogatieven van hoge en lage rechtvaardigheid, om ze te verheerlijken of te veroordelen, op de bewegingen van de ethiek. De gelukkige conclusie van de geschiedenis werpt een lichtsluier op de beproevingen van de protagonist, ook al zijn die totaal abject. De hele litteratuur van het relaas neigt er, op enkele uitzonderingen na, toe om louter en alleen de heerschappij van dit realisme te bevestigen dat de meest pragmatische materiële noodzaak bewondert waarmee – dat wordt ons gezegd – niet alleen de fysieke wet van eht universum zich uit, maar ook haar finale roeping. Maar de hartstocht bestaat en haar onweerstaanbaarheid maakt niet minder deel uit van deze wereld van al die determinismen waarvan de samenloop de bevrediging of de mislukking ervan verzekert. Wie kan er dan geloven dat het enige perspectief dat openligt voor de hartstocht is om zonder hoop geleefd te worden, om op te staan uit het bewustzijn tegelijkertijd met de zekerheid dat ze platonisch en ongelest zal blijven, zich elke daag weer voedend met haar hernieuwe desillusie? Aan de hartstocht, aan de naam die het oude Oosten gaf aan dit zuivere lijden, geef ik een heel andere draagwijdte. Voorbij een volhardend realisme dat haar rechtvaardigt doorheen haar succes of doorheen een idealisme dat haar aanvaardt als toestand der dingen zonder oplossing, lijkt het me dat de hartstocht een erg baatzuchtige energie is. De kwestie van het succes, alvorens in objectieve termen gesteld te worden en zich bezig te houden met de wereld, behelst haar volledig maar rechtvaardigt haar bestaan niet. Autonoom, soeverein blijft de hartstocht niet minder de authentieke grondlegster van de instantie van het feit.

Waarom ben ik wat ik ben? Een permanente vraag waarop geen enkele definitieve formule ooit zal antwoorden, een vraag die het bestaan doorkruist en gefluisterde woorden en ondergrondse daden begeleidt. Tekenen van een latente onrust, klaar om te ontploffen wanneer de accumulatie het haalt van het stoomventiel van de activistische en speculatieve fanfares. Je keert terug naar het wie ben ik? doorheen de duizend bevragingen die voortkomen uit de geneigdheid tot een bepaalde ongehoorde visie op het leven en uit het onvermogen om er uitsluitend de meer ordinaire visie op te hebben, van de honger naar menselijke ontvoogding en de weigering van de huidige conditie of nog de afkeer die deze ranzige receptenboeken opwekken waarin de verdiensten van de volkssoep opgehemeld worden wanneer die op smaak gebracht wordt met een beetje politiek, cultuur en sport. Desalniettemin zou ik niet alleen in mijn eigen naam moeten antwoorden om me een kruispunt zonder mogelijke terugkeer te herinneren dat ik zovele jaren geleden overgestoken ben. Wat ik denk heb ik niet op m'n eentje gedacht. Wat ik doe, heb ik niet op m'n eentje gedaan. Wat ik ben, ben ik niet op m'n eentje geweest. Maar waarom was mijn keuze net deze? Welke weerstand moet je overwinnen om niet opgesloten te blijven in solitaire acties? Zijn de vooropgestelde doelen bereikbaar? Zijn ze het meer dan gisteren, minder dan gisteren, of zijn ze deels buiten bereik? Kunnen we redelijkerwijze denken dat de feiten erin zullen slagen om het fundament van zowel onze ideeën en als van onze acties te bevestigen, er de volle verwezenlijking die ze nastreven geven, het resultaat waarvoor ze in gang worden gezet? Dat is de weerkalnk van het debat dat, het is waar, verontrust en knaagt.

Het is uit aangeleerd instinct dat de beheerders van het leven zonder te bloven uit de realiteit enkele tragedies knippen die mogelijks in hun discours de klassieke vormen kunnen oppoetsen, de kenmerken van referentiepunten kunnen aannemen. De chronologie is een goede dochter en tesamen met de fabel van het feit laat ze toe om te besluiten tot de ongegrondheid van een bepaalde actie, de noodzaak verzoekend om vaststellingen van mislukking op te stellen in de esthetica van het eindpunt. Zo leren we dat het toekomt aan de winkeliers om de interpunctie van de poësie toe te voegen waarvoor ze betaald worden om die te verkopen, net zoals het aan de geschiedenis die je schrijft toekomt om wat je leeft op te delen in hoofdstukken. Nogmaals, waarom zegt men dat de feiten halstarrig zijn wanneer ze zo zachtjes geplooid worden ten dienste van een secundair bewijs dat ter hulp geroepen wordt van een vooraf vastgestelde mening? Dat is het verleden dat ons opgediend wordt. Hoe zit het dan met de toekomst?

Ik weet niet of het gaat over een algemene stemming van de gevoeligheid die zowat ongekwetst uit de overstroming van het positivisme gekomen is, maar volgens mij tart de wil tot ontvoogding altijd haar mislukkingen evenzeer als ze haar bespottelijk vluchtige successen wantrouwt. De vrijheid bevindt zich voorbij elke overwinning, voorbij elke nederlaag, voorbij hun getrukeerde bilan. Op het slagveld is de overwinning altijd gevleugeld en is de schaduw van de nederlaag onuitwisbaar, er verschijnen mensen op die verteerd zijn door het vuur van de actie en er tot as vergaan, maar het geheime hart van de vrijheid blijft elders onbereikbaar. Wat kan de strategie van Clausewitz mij schelen, wat kan het oordeel van de geschiedenis mij schelen, wat kan hun realiteit zoals die mij voorgeschoteld wordt mij schelen? Inzake de gewenste mogelijkheden en de voorzienbare ongelukken is de autonomie slechts relatief. Zeker, voor sommigen zoals ik, smeedt de wanhoop de hoop op een meer duurzame wijze en muteert die in wil. Het is waar, van het leven en het reële hebben we ons zulk een beeld gemaakt dat niets van wat de objectieve analyse kan voorstellen als waarschijnlijk een bewijs à charge kan leveren tegen wat we zijn, tegen een harstocht die constitutief is voor ons wezen waarvan het ongeluk een permanente wet is omdat haar object zich bevindt op een plek die enkel vluchtig te bereiken valt en die onmogelijk bezeten kan worden. Desalniettemin is dit object reëel en de hele verbeelding maakt de toegang ertoe alleen maar makkelijker.

Het is nooit te laat om te beseffen dat noch de werelden waarin de hartstocht haar misdaden pleegt, noch de werelden waarin het godsoordeel haar vonnis velt, werkelijkheid hebben buiten hun verhouding. Er zit niets reëel in buiten hun verhoudingen, meestal opwekkers van vijandigheid, tussen inwendige nood en objectieve noodzaak. Maar heel het reële blijft nog ver weg van afkondigd te worden vermits de poësie maar moeizaam de wereld heeft ontmoet.