Ostrogoto [nl]

De opstand en z'n dubbelganger

Om het echte romanticisme van het valse te onderscheiden, merkte Victor Hugo op hoe iedere authentieke gedachte bespioneerd wordt door een onrustwekkende dubbelganger, die altijd op de loer ligt, altijd klaarstaat om zichzelf voor te doen als het origineel. Als personage met een verbazingwekkende plasticiteit dat met gelijkenissen speelt om zo wat applaus op het toneel te verkrijgen, bezit deze dubbelganger het bijzondere vermogen om zwavel in wijwater te veranderen en zelfs het meest onwillige publiek het te laten aanvaarden. Ook de moderne opstand, die het graag zonder Centrale Comités en de Sol dell'Avvenire1 stelt, moet omgaan met haar schaduw, met haar parasiet, met haar klassieker die haar imiteert, die haar kleuren en kledij draagt, die haar kruimels verzamelt.

De komende opstand, gepubliceerd in maart 2007 en ondertekend door het Onzichtbare Comité, kwam in het middelpunt van de mediabelangstelling te staan door een gerechtelijk onderzoek dat op 11 november 2008 leidde tot de arrestatie van negen subversievelingen in het dorpje Tarnac. De negen werden beschuldigd van betrokkenheid bij een sabotage-actie tegen de spoorweginfrastructuur voor hogesnelheidstreinen. Zoals vaak gebeurt in zulke gevallen, trachtte de onderzoeksrechter zijn theorema ook vanuit “theoretisch” oogpunt te versterken, door het auteurschap van het boek in kwestie toe te schrijven aan één van de gearresteerden. De komende opstand, gepubliceerd door een kleine commerciële linkse uitgeverij en verspreid over het hele grondgebied, en reeds op het moment van publicatie goed ontvangen door het establishment, werd door een beslissing van de openbare aanklager een gevaarlijk en angstaanjagend “sabotage handboek”. Daar heeft het dan ook haar succes aan te danken, dat bovendien werd aangewakkerd doordat een aantal priesters van de intelligentsia (en niet alleen de Franse) zich in haar voordeel uitlieten, bezorgd over de buitensporige politionele indringing op het terrein van de politieke filosofie. Als je je de verbijstering kan voorstellen van diegenen die plotsklaps ontdekt hebben dat de Partij misschien Denkbeeldig kan zijn, maar de politie dat veel minder is, is het nog makkelijker om je de tevredenheid van de uitgever van dit boekje voor te stellen, die nooit gedacht had dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken zo'n efficiënte reclamemaker zou kunnen zijn. Hoe dan ook, na een aantal maanden verlieten alle gearresteerden de gevangenis en het is te hopen dat ze er niet snel terugkeren. Hier kunnen we dan ook ophouden met alle referenties aan deze gebeurtenis die werkelijk belachelijke connotaties heeft gekregen, aangezien het verband tussen De komende opstand en diegenen die in Tarnac gearresteerd werden uiteindelijk het werk van de Franse magistratuur is. Zodoende is er geen enkele reden om ons hier nu mee bezig te houden.

Wat daarentegen wel een waarschuwing behoeft is de korte inleiding van de Italiaanse versie, waarin de “Onzichtbare vertalers” (over franchising van politiek gesproken...) niet aarzelen om het bovengenoemde gerechtelijke onderzoek te gebruiken als een praktisch bewijs van de waarde van deze tekst. Na het woord gegeven te hebben aan haar veronderstelde auteur, volgens wie “het schandaal van dit boek is dat alles wat erin staat absoluut en catastrofaal waar is, en dat elke dag nog meer wordt” (quote uit een interview dat verscheen in de welbekende subversieve krant Le Monde), komen de Onzichtbare vertalers tot de bizarre conclusie dat hij slechts gearresteerd werd omdat hij ervan verdacht werd “het boek dat je nu in je handen houdt” geschreven te hebben. Gegrepen door opwinding, schrijven ze het boek vertaald te hebben “omdat wat het zegt waar is, en bovenal, omdat het dat zegt”. Reden waarom “we het treurige poppenspel van de anti-terrorisme wetten bijna zouden moeten bedanken... ervoor gezorgd te hebben dat dit boek op zo'n enorme schaal, op een collectieve manier en vaak vanuit praktisch oogpunt gelezen wordt. Als zij er niet geweest waren, had de vreugde die dit boek verspreidt waarschijnlijk niet zoveel mensen bereikt.” Wat valt er te zeggen op zulke overwegingen die toegewijd wedijveren met ander gekwijl dat herinnert aan de prositu? Misschien zou het volstaan om te bedenken dat dit zeker niet de eerste keer is dat een subversieve tekst gebruikt werd als ondersteunend bewijs in een gerechtelijk onderzoek, zonder dat het om die reden tot Evangelie gedoopt werd. Het zou net zoiets zijn als beweren dat de arrestatie van bepaalde stalinisten de waarheid bewijst van marxistisch-leninistische publicaties, of dat de arrestatie van bepaalde anarchisten bewijs levert van de waarheid van anti-autoritaire boeken. En tegelijkertijd beweren dat diegenen die in Frankrijk de macht bezitten niet in paniek raken bij de rellen die de banlieues in vuur en vlam zetten, bij de regelmatige sociale bewegingen, bij directe acties die zich over het gebied verspreiden, of bij een mogelijke ontmoeting tussen deze gebeurtenissen, maar wel bij een commentaar op deze kwesties dat voor zeven euro verkrijgbaar is in iedere boekhandel... is een typische vorm van troost voor bepaalde salonrevolutionairen. Het feit dat de Vertalers, Onzichtbaar, maar bovenal Baatzuchtig, repressie veranderen in een reclame spotje zegt niets over dit boek. Maar het zegt veel over hen.

Maar wat is die komende opstand waarover we het hebben? De originele die vertrok uit Frankrijk, of de opstand die ergens anders geland is, voorafgegaan door trompetgeschal? Laten we niet in de maling genomen worden door hoe ze eruit zien, want ze zijn in geen geval hetzelfde. De eerste is de uiting van een milieu dat, in een wereld van zombies, direct op het succes van het weer tot leven wekken van het kadaver van de voorhoede wijst en daarbij op de cultuur-industrie leunt. De tweede, die de pech heeft tentoongesteld te worden in een land waar er momenteel geen markt is voor revolutie, ziet zich gedwongen om de glitter van de koopwaar te verhullen met de mantel der samenzwering. De Italiaanse lezers die deze tekst gretig zullen lezen, dronken van het subversieve parfum dat er door de smeris overheen gesprenkeld is; zouden zij hetzelfde gedaan hebben als zij het boekje gevonden hadden op een boekenplank in Feltrinelli's2 met slechts de aanbeveling van wat bevoegd personeel? Sta ons toe dit te betwijfelen. Maar hoe het ook zij, het heeft geen zin om er veel dieper op in te gaan. Laten we dus beginnen met het letterlijk nemen van deze tekst, los van haar specifieke context waar we aan het einde kort op terug zullen komen. Het spreekt vanzelf dat het eerder de onenigheid dan de overeenstemming was die onze aandacht getrokken heeft.

Naast een voorwoord bestaat dit boek uit zeven kringen en vier hoofdstukken. In het eerste deel neemt het Onzichtbare Comité, in een danteske vermomming, ons mee door de hel van de huidige maatschappij, die geïllustreerd wordt met ontelbare voorbeelden. In het tweede deel worden we binnengelaten in het paradijs van de opstand, dat bereikt moet worden door een vermeningvuldiging van communes. Als het eerste deel gemakkelijk een onmiskenbare goedkeuring wint, door een panorama van de wereld aan te bieden dat ons een glimp laat opvangen van de voortdurende verwoestingen, hinkt het tweede deel, en niet zo'n beetje ook. Ze delen echter een gemeenschappelijke karaktertrek: een zekere vaagheid, goed verborgen door de droge en afdoende stijl. Maar zijn we er zeker van dat dit een gebrek is en niet, daarentegen, een fundamenteel ingrediënt voor het succes van dit boek?

Als schrijvers van een essay van politieke filosofie, vertoont het Onzichtbare Comité een sterke minachting voor speculatie en een duidelijke voorliefde voor praktijk. Wat heel goed is, voornamelijk omdat het hen toestaat applaus te verkrijgen van zowel de erudieten met een vitaminegebrek als van de activisten met een dorst naar kennis. Hierin onderscheidt het Onzichtbare Comité zich van de vele marxistische sektes: het heeft het niet zo op grote analyses die alles samenvatten en uitleggen, uitleggen en samenvatten. Intelligente analyses zo je wil, waarom ook niet, maar na anderhalve eeuw zijn ze een beetje vervelend geworden. Ze zijn onduidelijk, twijfelachtig, soms zelfs pathetisch. De kritiek op het bestaande in haar totaliteit interesseert het Comité niet. Maar net zoals de verschillende marxistische sektes, heeft het O.C een sterk verlangen om haar visie op te leggen. En gezien het feit dat een vertoog dat serieus genomen wil worden omdat het gebaseerd zou zijn op “wetenschappelijke” veronderstellingen tegenwoordig een bepaalde hilariteit teweeg zou brengen, is het beter op een ander paard te wedden, beter om het te laten doorgaan voor waar omdat het gebaseerd is op vaststellingen. Genoeg analyse, genoeg kritiek, genoeg onderzoek, maak plaats voor de evidentie en haar granieten objectiviteit die je plotsklaps recht in het oog springt. Zo, met een geveinsde bescheidenheid, verkondigt het Onzichtbare Comité vanaf het begin dat het zich tevreden stelt met “een beetje orde te scheppen in de gemeenplaatsen van onze tijd, in wat er aan de cafétafels of achter de gesloten deuren van de slaapkamers gemompeld wordt”, met andere woorden, “het vaststellen van de noodzakelijke waarheden.” De leden van het Comité beschouwen zichzelf ook niet als de auteurs van dit boek; ze hebben zichzelf simpelweg tot “kopiisten van de situatie gemaakt. Het is het privilege van radicale omstandigheden dat de zin voor het juiste logischerwijze tot de revolutie leidt. Genoeg om slechts te zeggen wat er voor onze ogen plaatsvindt en de conclusie niet uit de weg te gaan.” We wedden dat je hier nog nooit aan gedacht had: de gemeenplaatsen zijn de noodzakelijke waarheden die overgeschreven moeten worden om de zin op te wekken voor het juiste die logischerwijze tot de revolutie leidt. Evident, toch?

Wanneer we de zeven kringen induiken die de hedendaagse sociale hel onderverdelen, vinden we maar weinig ideeën om over na te denken, maar veel gemoedstoestanden om te delen. Zoals eerder gezegd, vermijden de auteurs/schrijvers van deze tekst het om hun vertoog op welke theorie dan ook te baseren. Om niet het risico te lopen ouderwets te lijken, geven de kopiisten er de voorkeur aan het geleefde in haar alledaagsheid te registreren, waar alles vertrouwd is, precies zoals een gemeenplaats. In deze heldere en goed gearticuleerde stroom van alledaagse banaliteiten – bestaande uit anekdotes, grapjes, reclameslogans, enquetes, etcetera – vindt ieder iets om zichzelf in te herkennen. Bij het op apocalyptische toon vaststellen van het dreigende einde van de wereld, door het onderzoeken van de verschillende sociale terreinen waarop het zich uit, blijft het Onzichtbare Comité hangen bij de meest direct waarneembare effecten, zonder het te hebben over mogelijke oorzaken. Inderdaad, het informeert ons dat “de algemene ellende onverdraaglijk wordt op het moment dat het getoond wordt voor wat het is: ellende zonder oorzaak of reden.” Zonder oorzaak of reden? Verwacht vooral geen radicale kritieken op het bestaande, zelfs geen combinatie van de communistische kritiek op het kapitalisme en de anarchistische kritiek op de staat: dat is ouderwetse troep die vermeden moeten worden, wil je origineel voor de dag komen. Zo wordt de politieke machteloosheid, het economisch faillissement, de sociale achteruitgang van deze maatschappij bevestigd, maar altijd van binnenuit gezien. Zonder teleurstelling over wat er is, maar ook zonder enige onstuimigheid over wat er zou kunnen zijn. De komende opstand, geboren in de vorm van editoriale koopwaar, is bedacht en geschreven om “het grote publiek” te bereiken. En het “grote publiek” bestaat uit toeschouwers die snakken naar emoties die ter plekke, tijdens situaties, geconsumeerd kunnen worden, en is wars van ideeën die betekenis zouden kunnen geven aan een heel leven. Om het “grote publiek” te verleiden, is het nodig om het makkelijke plaatjes aan te smeren, waarin eenieder zichzelf zonder al te veel moeite kan herkennen (zoals de onevenaarbare Italiaanse vertalers zelfvoldaan verklaren: “zonder de belofte van inzichten die bereikt worden na een of andere interpretatie”).

Het is bijna banaal om op te merken hoe de geest van Guy Debord rondspookt in deze tekst die af en toe doet denken aan Fight Club, de beroemde film naar de roman van Chuck Palahniuk, bekend om de “harde en innovatieve stijl, met nihilistische inhoud”. Het Onzichtbare Comité doet ons denken aan de keurige Edwart Norton, gezeten op het toilet met de Ikea catalogus in de hand, die op het punt staat te veranderen in een wilde Brad Pitt. Dezelfde “schizofrenie”, dezelfde zinnen voor een point-blank effect.

– “This is your life, and it is ending one minute at a time.”

– “After fighting, everything else in your life got the volume turned down.. You could deal with anything.”

– “It was right in every everyone’s face. Tyler and I just made it visible. It was on the tip of everyone’s tongue. Tyler and I just gave it a name.”

– “ Murder, crime, poverty, these things don’t concern me. What concerns me are celebrity magazines, television with 500 channels, some guy’s name on my underwear. Rogaine, Viagra, Olestra.”

– “It’s only after we’ve lost everything that we’re free to do anything.”

– “We’re the middle children of history, man. No purpose or place. We have no Great War. No Great Depression. Our Great War’s a spiritual war... our Great Depression is our lives. We’ve all been raised on television to believe that one day we’d all be millionaires, and movie gods, and rock stars. But we won’t. And we’re slowly learning that fact. And we’re very, very pissed off.”

– “ You’re not your job. You’re not how much money you have in the bank. You’re not the car you drive. You’re not the contents of your wallet. You’re not your fucking khakis. You’re the all-singing, all-dancing crap of the world.”

– “Why these buildings? Why credit card companies?” — “If you erase the debt record, we all go back to zero. It’ll create total chaos.”

... enzovoorts tot aan de instorting van de metropolen.

In dezelfde esthetisch-nihilistische sfeer wordt in De komende opstand het einde van het burgersamenleven beschreven met de afstand die de sentimentaliteit van popliedjes scheidt van de oorlogszuchtigheid van de meest militante rap. Het einde van de familie wordt afgeleid uit de sfeer van verveling en schaamte die over de rituele gezamelijke maaltijden hangt. Het einde van de economie is leesbaar in de grapjes die circuleren tussen de managers. Het einde van de stad wordt tastbaar in de vorm van aanplakborden met reclameposters. Aan het einde van de zevende kring is de conclusie evident: zoals het Norton/Pitt duo, verdient het Onzichtbare Comité applaus. Dat het niet zo moeilijk is om overtuigend te klinken wanneer je je beperkt tot het beschrijven van de dagelijkse verschrikkingen waar we allemaal slachtoffers van zijn, is niet zo belangrijk. En wie kan het schelen dat deze lange reeks van objectieve constateringen er hier en daar een subjectieve zenuwtrek doorheen laat sijpelen? Kom op, niet zo betweterig. Grom niet bij de herhaaldelijke apologie van het collectieve Wij, vergezeld van de bijbehorende minachting voor het individuele Ik. Eenmaal afgedaan als inspiratie voor Reebok, ziet het individu zichzelf later verkocht als synoniem voor “identiteit”, “probleem”, “dwangbuis”. Aspirant-herders genieten ervan rond te dwalen in de stank van de kudde. Om hen blij te maken is er niets meer nodig dan het voor de geest halen van een straatbende of een politiek collectief, met hun respectievelijke kuddes gereed om hen te volgen in de knokpartijen en manifestaties voor de controle van het “territorium”. Uniciteit wordt verworpen omdat het geen massa creëert om te manoeuvreren. Het nulpunt van bewustzijn is de stilte waarin de slogans het hardste weerklinken, de blanke pagina waarop de Oproepen3 tot dienst nemen geprint zijn.

Irriteer je ook maar niet aan de aanwezigheid van de Byzantijnse scheiding tussen politiek en het politieke, aan de ijverige poging om het redbare te redden na kennis genomen te hebben van de schipbreuk die zich voltrekt . Het vuur dat iedere eis in brand steekt, zoals de woede die zich onttrekt aan alle burgerlijke confrontatie, heeft zeker een politieke betekenis. Maar voor wie? Niet voor de anonieme opstandelingen die tabula rasa willen maken van alles wat hen omringt, voor wie het volstaat om vrij spel te geven aan hun verlangens. De politieke zorgen behoren slechts toe aan “de tentakels van de staat”. En zucht ook niet bij de herhalingen van de dialectische kinderversjes, onvermijdelijke legpuzzels die de opeenvolging van gebeurtenissen veranderen in een goedgeolied mechanisme (zoals voor Marx en Engels “de bourgeoisie de wapens vervaardigd heeft die haar dood zullen veroorzaken”, voor het Onzichtbare Comité “produceert de metropool ook de middelen voor haar eigen vernietiging”). Als dit alles je herinnert aan iets ouds en lugubers, dan komt dit slechts doordat je zelf doordrongen bent van oude en lugubere ideologische vooroordelen.

Zich er dramatisch ervan bewust dat “wij ons niet kunnen ontdoen van wat ons beperkt zonder op hetzelfde moment datgene waarop we onze krachten zouden kunnen uitoefenen te verliezen”, houdt het Onzichtbare Comité iedere onverenigbare alteriteit op een veilige afstand. Beter om niet teveel op “desaffiliatie” in te gaan, beter dat het “politiek” blijft. Deze maatschappij is onleefbaar geworden, het wordt herhaald en herhaald, maar slechts nadat haar mislukkingen in het nakomen van haar beloftes geconstateerd zijn. Je vraagt je af: en als het niet was mislukt? Wie weet, als we niet “onteigend waren van onze eigen taal door het onderwijs, van onze liedjes door het variété, (...) van onze stad door de politie”, zouden we misschien wel gelukkig kunnen zijn in onze wereld. In afwachting van het opnieuw in bezit nemen van iets dat we nooit hebben bezeten, kunnen we ons door het leven slaan en strijden door onze ouders uit te buiten (“Wij hebben de intentie om met datgene wat onvoorwaardelijk is in familiebanden, de bewapening van een politieke solidariteit te vormen die voor overheidsbemoeienis even ondoordringbaar is als een zigeunerkamp. Er is geen enkele van die banden, inclusief de eindeloze subsidies die veel ouders verplicht zijn te betalen aan hun geprolatiseerde kroost, die niet een vorm van mecenaat kunnen worden ten gunste van de sociale subversie”) of misschien door deel te nemen aan het verkiezingscircus (“Diegenen die nog steeds stemmen lijken geen andere bedoeling te hebben dan de stembus op te blazen door te stemmen, als een pure vorm van protest. Het vermoeden begint te rijzen dat het slechts tegen het stemmen zelf is dat men blijft stemmen.”) Deze radicale filosofen, wat een komedianten! En vervolgens mishandelen ze de de meest conformistische onder hun lezers, die banggemaakt worden met de evocaties van de vuren in de winter van 2005, bedreigd met de apologie van het rapaille uit de banlieues, en verrast door de bevestiging van de praktische nutteloosheid van de staat, tot op het punt hen ervan te beschuldigen jaloers te zijn op het leven van de armen.

Dit alles om waar te belanden? Voor het Onzichtbare Comité heeft deze beschaving reeds niets meer te bieden. Het gaat slechts om een zonsondergang die geen enkele dageraad aankondigt. Zoals in alle vormen van nihilisme – en het is welbekend dat niets radicale filosofen meer opwindt dan nihilisme – is het de utopische spanning die er de prijs voor betaalt. Voorbij deze wereld is er slechts deze wereld. Er is geen oplossing, er is geen toekomst. Wat overblijft is een heden dat met snelheid aan het ontbinden is en waarin men op de minst slechte manier moet zien te overleven. Het is daarom niet verbazingwekkend dat voor de kopiisten “autonoom worden” simpelweg betekent om “te leren vechten op straat, lege huizen te bezetten, niet te werken, elkaar waanzinnig lief te hebben en te stelen in winkels”: overleven op de minst slechte manier, juist ja.

Maar dan, de opstand? Hier zijn we dan eindelijk. Na een sociale miserie zonder oorzaak of reden beschreven te hebben, komen we aan bij het tweede deel, waarin een opstand zonder inhoud wordt aangekondigd. Ook hier valt vanaf het begin de benadering op, geschikt om alle smaakpapillen te bekoren. “We hebben zelfs geen idee meer”, begint het Onzichtbare Comité, “hoe een opstand zou kunnen beginnen”. Door een revolte – zou je met een zekere irritatie kunnen opmerken. Naaah, te precies. Beter om de kwestie onopgelost te laten om op die manier zoveel mogelijk nieuwsgierigen te lokken, om van onderwerp naar onderwerp te springen om zo de punten te ontwijken waarop gelijkgezinden het meestal oneens worden. Denk je dat relaties tussen subversievelingen gebaseerd moeten zijn op affiniteit (oftewel, op het delen van algemene perspectieven en ideeën) of liever op affectiviteit (oftewel, op een tijdelijk delen van bepaalde situaties en gevoelens)? Geen probleem, voor het Onzichtbare Comité volstaat een acrobatische sprong om het obstakel nonchalant te vermijden en te balanceren op een sensationele overlapping (“ons is bijgebracht dat vriendschap iets neutraals is, louter genegenheid zonder verdere consequenties. Maar iedere affiniteit is affiniteit binnen een gemeenschappelijke waarheid”). Makkelijk foefje. In plaats van te vertrekken vanuit individuele verlangens, noodzakelijkerwijze altijd divers en uiteenlopend, is het genoeg om te vertrekken vanuit sociale contexten die makkelijk waarneembaar zijn als gemeenschappelijk. Het Onzichtbare Comité houdt niet van ideeën die wij bezitten, ze verkiezen waarheden die ons bezitten: “een waarheid is geen visie op de wereld maar datgene wat ons er op onherleidbare wijze mee verbindt. Een waarheid is niet iets dat we in ons bezit hebben maar iets dat ons draagt”. De waarheid is extern, objectief, eenduidig, en staat buiten alle discussie. De dreiging van het einde van de wereld waardoor we omgeven zijn, bijvoorbeeld (en daarmee dus de mogelijkheid van een kunstmatige verlenging van deze agonie bij voorbaat uitsluitend). Het volstaat het gevoel van deze waarheid te delen om samen te komen rondom banaliteiten van het type “we moeten onszelf organiseren”. Verbreek de betovering niet. Aanvaard deze waarheid, volgens welke de impasse waarin de sociale orde zich bevindt verandert in een autosnelweg richting de opstand, en waag het niet te vragen: hoe kunnen we ons organiseren? Om wat te doen? Met wie? En waarom?

Ben je een van diegenen die denken dat de vernietiging van de oude wereld een onvermijdelijk en voorafgaand moment is voor een ware sociale transformatie? Of misschien ben je ervan overtuigd dat de onmiddelijke geboorte van nieuwe levensvormen er op zich in zal slagen om de oude autoritaire modellen uit te zuiveren, waardoor elk direct conflict met macht overbodig wordt? Geen probleem, opnieuw kan het Onzichtbare Comité, met voor ieder wat wils, spanningen verzoenen die altijd tegengesteld zijn geweest. Langs de ene kant verlangt het naar een “vermenigvuldiging van communes die de instituties van de maatschappij, zoals familie, school, vakbond, sportclub, etc. zullen vervangen”, langs de andere kant theoretiseert het over “het niet zichtbaar maken van onszelf, maar de anonimiteit waartoe we teruggedrongen zijn tot een voordeel te maken en er door de samenzwering, de nachtelijke of gemaskerde actie een onaanvalbare aanvalspositie van te maken”. Het gebrek aan schaamte van de kopiisten-die-het-bewijs-vaststellen is beschamend. Het klopt dat de geschiedenis van de revolutionaire beweging een gigantisch theoretisch en praktisch arsenaal is dat geplunderd moet worden. Maar het verbazingwekkende gemak waarmee ze eeuwenoude knopen ontwarren is de vrucht van een brute manipulatie. Het concept van de “Commune” wordt veranderd in een ideologische passe-partout die alle deuren kan opengooien. Om consensus bijeen te sprokkelen in het veelzijdige veld van de ontevredenen, zowel bij de vijanden van deze wereld (voor wie de Commune synoniem is aan het opstandige Parijs in 1871) als bij de alternatievelingen van deze wereld (voor wie de Commune een gelukzalige oase in de woestijn van het kapitalisme is), verworden ze tot de troubadours van een “Commune” die ze overal zien: “iedere wilde staking is een commune, ieder huis dat gemeenschappelijk en op basis van duidelijke opvattingen gekraakt is is een commune, de actie-comites van 1968 waren communes, net als de dorpen van weggelopen slaven in de Verenigde Staten, of Radio Alice in Bologna in 1977”. Anders nog iets? “Communes zijn de basiseenheden van de partizanenwerkelijkheid. Een uitbarsting van opstandigheid is wellicht niets meer dan een vermenigvuldiging van communes en hun onderlinge samenhang. Afhankelijk van het verloop van de gebeurtenissen gaan communes op in grotere eenheden óf splitsen ze juist op. Een bende van broers en zussen die “voor het leven” verbonden zijn, en de samenkomst van een verscheidenheid aan groepen, comités en bendes om de bevoorrading en zelfverdediging van een buurt of zelfs een regio in opstand te organiseren, verschillen slechts van elkaar wat omvang en schaal betreft, verder zijn het allemaal, zonder enig onderscheid, communes”. Natuurlijk, alle katten zijn grauw, zonder onderscheid.

Het is ongelooflijk om eraan te moeten herinneren dat het debat over de verhouding tussen de revolutionaire breuk en het experimenteren met alternatieven voor het enkele model dat opgedrongen wordt door de heersende sociale relaties, teruggaat tot op z'n minst het einde van de negentiende eeuw. In Italie uitte het zich vooral in de discussies omtrent de Cecilia Commune, terwijl het in Frankrijk belichaamd werd in de existentiële keuzes van twee broers, Emile en Fortune Henry (pardon, maar iedereen heeft een eigen Geschiedenis om over te dragen. Anders dan het Onzichtbare Comite, schieten bij ons anarchisten te binnen). De eerste van de broers onderschreef de woorden van Alexander Herzen volgens wie “We niet bouwen, we slopen; we kondigen geen nieuwe onthullingen aan, we vernietigen oude leugens” en werd opgehangen na een aantal dynamietaanslagen; de tweede stichtte de kolonie van Aiglemont. De bewoordingen van het probleem zijn sindsdien bijna niet veranderd: kan een nieuwe manier van leven zich slechts ontwikkelen tijdens opstandige breuken, of kan het ook daarbuiten gebeuren? Zijn het de barricades die het onmogelijke mogelijk maken door middel van de suspensie van eeuwenoude tradities, vooroordelen en verboden, of kan dit onmogelijke dagelijks geproefd en gevoed worden aan de randen van de heersende vervreemding?

 

Het Onzichtbare Comite is als de deugd: het blijft altijd in het midden. Zoals de hedendaagse aanhangers van de “niet-statelijke publieke sfeer” (van de meest slappe anarchistische militanten tot de meest listige negriaanse “disobbedienti4), beweert het dat “de lokale zelf-organisatie, door haar eigen geografie bovenop de statelijke cartografie te leggen, die staatskaart verstoort en ongedaan maakt; ze produceert haar eigen afscheiding”. Maar terwijl de eerstgenoemden de progressieve verspreiding van ervaringen van zelforganisatie zien als een alternatief voor de insurrectionele hypothese, stelt het Onzichtbare Comite een strategische integratie voor van wegen die tot nu toe onverenigbaar geacht werden. Het is niet langer sabotage óf de moestuin, maar sabotage én de moestuin. Overdag aardappelen planten, en 's nachts elektriciteitsmasten neerhalen. De dagbezigheid wordt verantwoord met de nood aan onafhankelijkheid ten opzichte van de diensten die de markt en de Staat bieden en het veiligstellen van een zekere materiële autonomie (“Hoe zullen we onszelf voeden wanneer alles platligt? Winkels plunderen, zoals in Argentinië, heeft z'n beperkingen”), de nachtactiviteit met de noodzaak de flux van de macht te onderbreken (“De eerste daad opdat er iets zou kunnen groeien in de metropool, opdat andere mogelijkheden kunnen ontstaan, is het stilzetten van haar perpetuum mobile”). Meegesleept door het enthousiasme voor deze briljante combinatie die nog nooit in het hoofd van welke revolutionair dan ook is opgekomen, en na voorgeschreven te hebben dat “de expansieve beweging van de vorming van communes ongemerkt die van de metropool moet inhalen”, vragen de kopiisten zich af “waarom de communes zich niet tot in het oneindige zouden vermenigvuldigen? In elke fabriek, elke straat, elk dorp, elke school. Eindelijk het rijk van de basiscomités!” Het antwoord op deze vraag is nogal duidelijk, waarneembaar in Tarnac op 11 november 2008: de komende politie. Zonder enige originaliteit herkauwt het Onzichtbare Comité de oude illusies uit de jaren '70 over de “Gewapende Commune”, oftewel een commune die zich niet beperkt tot de verdediging van haar eigen bevrijde gebied, maar ook ten aanval trekt tegen de gebieden die nog in handen van de macht zijn. Dit is echter niet mogelijk, om minstens twee redenen.

 

De eerste is dat, buiten een insurrectionele context, een commune bestaat in één van de nissen die leeg zijn gelaten door de macht. Haar overleven is afhankelijk van haar inoffensieve karakter. Zolang het gaat om het telen van courgettes in een organische moestuin, het uitdelen van pasta in volkskeukens, het verzorgen van zieke mensen in zelfbeheerde klinieken, gaat alles goed. Soms is het nuttig dat iemand zich bezig houdt met het opvullen van de gebreken in de sociale voorzieningen, en in wezen zijn het handige plekken om de marginalen ver van de fonkelende etalageramen van de stadscentra te parkeren. Maar zodra men op zoek gaat naar de vijand, verandert de zaak. Vroeg of laat komt de politie aankloppen en eindigt de commune, of wordt ze alleszins verkleind. Iets heel anders dan ongemerkt de metropool “inhalen”! Alle communes die het bestaande hebben aangevallen, waren geen lang leven beschoren. De andere reden die de poging tot de veralgemenisering van de “Gewapende Communes” buiten het kader van een opstand ijdel maakt, heeft te maken met de materiële moeilijkheden waar dit soort experimenten tegenaan botsen, die over het algemeen een myriade aan problemen vergezeld van een chronisch gebrek aan bestaansmiddelen voor zich zien opdoemen. En aangezien slechts enkele bevoorrechten ieder probleem kunnen oplossen met de snelheid waarmee je een cheque ondertekent (of laat onderteken door mama en papa, de mecenassen van de subversie), zijn leden van een commune bijna altijd gedwongen om al hun tijd te wijden aan haar interne “functioneren”. Kortom, om bij de metafoor te blijven, neigt enerzijds de dagbezigheid met haar eisen ernaar om alle krachten te absorberen ten nadele van de nachtactiviteit; anderzijds neigt de nachtactiviteit met haar gevolgen ernaar de dagbezigheid in gevaar te brengen. Uiteindelijk zullen deze twee spanningen botsen. Op het moment waarop hij een intense propaganda activiteit begon, die hem ertoe bracht Aiglemont te verlaten, zag Fortune Henry zijn sociale experiment in zeer korte tijd mislukken (en niemand betreurde het). De Franse illegalistische anarchisten van het begin van de 20e eeuw hadden samengewoond in de gemeenschap van Romanville, maar het was slechts na de ineenstorting van deze communitaire poging en hun terugkeer naar Parijs dat ze de “autobandieten” werden.

 

Dit wil niet zeggen dat het belang en de waarde van zulke experimenten ontkend moet worden, maar wel dat ze niet overbelast moeten worden met een betekenis en een belang dat ze niet kunnen hebben. Zoals Malatesta in 1913, “Hebben we geen bezwaar tegen het feit dat sommige kameraden proberen hun leven te organiseren zoals zij het willen en het beste eruit te halen naar de omstandigheden waarin ze zich bevinden. Maar we protesteren wanneer zij de levensstijlen, die niets meer zijn en niets meer kunnen zijn dan aanpassingen aan het huidige systeem, willen voorstellen als iets anarchistisch, of erger nog, als middelen om de maatschappij te transformeren zonder toevlucht te nemen tot de revolutie.” Een experiment in vitro, beperkt en omschreven, kan zeker goede aanwijzingen verstrekken en meer dan nuttig zijn in bepaalde situaties, maar op zichzelf is het geen bevrijding. Het concept van de Commune uitbreiden naar alle uitingen van rebellie en het gelijkstellen van hun som met een Opstand, zoals het Onzichtbare Comité doet, is een instrumenteel foefje om de vraag te ontwijken en ervoor te zorgen dat hun reclameslogan overal goed ontvangen wordt. Als de totaliteit van subversieve praktijken de opstand is, dan zit die er helemaal niet aan te komen: dan is die er al, is die er altijd al geweest. Is het je niet opgevallen? Meer dan een vaststelling die vreugde verspreidt, lijkt het een troost die tevredenheid verspreidt. In retorisch jargon zou het wellicht omschreven kunnen worden, excuses voor de trivialiteit, als een metonymie. Met eenvoudige woorden, een uitwisseling van termen waarbij de naam van de oorzaak gebruikt wordt voor die van het gevolg, de naam van het omhulsel voor datgene wat omhuld wordt, de naam van het materiaal voor het voorwerp... Het gaat om een verwarring die nuttig is voor het Onzichtbare Comité, die hen toestaat om zowel diegenen die nadenken over de bevrediging van dagelijkse behoeften te vleien als diegenen die streven naar de realisatie van utopische verlangens (trouwens, “woede en politiek hadden nooit van elkaar losgekoppeld moeten worden”). Om zowel diegenen die zich erop toeleggen om “de biologie van het plankton te begrijpen” naar de mond te praten als diegenen die vragen opwerpen als “Hoe maak je een hogesnelheidslijn of een elektriciteitsnet onklaar? Hoe kom je achter de zwakke punten in informatienetwerken, hoe verstoor je radiogolven en hoe zorg je ervoor dat er op het scherm alleen sneeuw te zien is?”. Door middel van het vertoon van hun inzet voor de praktijk – een nobele bedoeling waartegen niemand zich zou durven verzetten – vermijdt het Onzichtbare Comité iedere vraag die onenigheid zou kunnen veroorzaken, terwijl het zich in de handen wrijft over de “politieke rijkdom” die op deze manier bereikt wordt. Het brult luidt tegen deze beschaving en rept met geen woord over waarvoor het aan het vechten is. Het praktische resultaat van deze houding? “We kunnen aan de hand van de vijandigheid tegenover deze beschaving de solidariteit en gezamelijke fronten op wereldschaal vaststellen”. Maar als de vijandigheid tegenover deze beschaving vergezeld gaat van een hartstocht voor een bestaan vrij van alle vormen van overheersing, zouden deze gezamelijke fronten niet mogelijk zijn: wie zou er immers een alliantie vormen met een concurrent van de macht?

 

Gezien ze niets zeggen over het waarom of wat, is het niet moeilijk om je voor te stellen hoe ze de vraag van het hoe trotseren. Ook hier wordt de nalatigheid bedekt met de mantel der stijl: “wat de besluitvorming over acties betreft, zou het volgende principe kunnen gelden: ieder gaat verkennen, de informatie wordt samengevoegd, en dan komt de beslissing vanzelf tot stand; de beslissing zal ons nemen, in plaats van door ons genomen worden”. Nutteloos om tijd te verliezen in vervelende discussies over de te gebruiken methode en het te bereiken doel, discussies die bovendien het lastige gevolg hebben onenigheid te veroorzaken: laten we allemaal een wandelingetje maken en de beslissing zal vanzelf komen. Mooi, schitterend, en geldig voor allen. Als je behoefte hebt aan een beetje precisie, werp dan een blik op hun historische referenties en test je verbeeldingskracht een beetje. Hoewel in woorden “de vuren van November 2005 het model bieden”, lijkt de actie die de kopiisten in gedachten hebben meer op die van een Black Panther Party geleid door Blanqui. Als je denkt dat het op een autoritaire hutspot van het voorhoede–type lijkt, is het noodzakelijk in te zien dat je hopeloos oud en achterhaald bent, niet in staat jezelf tevreden te stellen met ongrijpbare gaven zoals de relationele “dichtheid” of de communitaire “geest”, maar wellicht nog in staat om de weerzinwekkendheid in te zien van de literaire beschrijving van wat er zou kunnen gebeuren in een opstand, waarmee dit boek eindigt! We hebben al gewezen op het gebrek aan precisie waarmee deze tekst is opgesteld, wat allerminst haar grootste defect, haar zwakke kant is, zoals sommigen hebben volgehouden in de recensies ervan. In tegendeel, het blijkt haar sterke punt te zijn. De komende opstand past perfect bij de huidige tijd, bij de mode. Het bezit de kenmerken die momenteel het meest vereist zijn, het is flexibel en elastisch, het past zichzelf aan alle omstandigheden aan (in een subversief milieu). Het ziet er goed uit, heeft stijl en wordt uiteindelijk door iedereen leuk gevonden omdat het iedereen een beetje gelijk geeft, zonder iemand totaal teleur te stellen. Vanuit dit oogpunt is het beslist een politiek boek.

Tot slot een aantal woorden over de context waaruit dit boek afkomstig is. Frankrijk is, zoals bekend, het vaderland van de revolutie en de liefde. Maar ook van de culturele avant-gardes. Het Futuristische Manifest, de tekst die beschouwd wordt als de grondlegger van de avant-garde, werd daar uitgegegeven, en de Internationale Situationisten waren er actief, haar laatste uiting overwegend. Het Onzichtbare Comité is de dodenbezweerder van deze bedorven traditie die graag revolutionaire spanningen wil combineren met de verkoop van groenten5 (waarbij over het algemeen de eerstgenoemden in dienst gesteld worden van de laatstgenoemden). Zoals haar voorgangers, doet het niets anders dan het bekend maken van problemen waar altijd al mee omgegaan werd door individuen of groepen, ver uit de buurt van het culturele en politieke toneel. Na het uitputten van de meest uiteenlopende bronnen van het revolutionaire erfgoed en het flink door elkaar gooien van enkele geselecteerde elementen, presenteert het met een dreigende blik deze sprankelende subversieve mix aan een publiek bestaande uit consumenten van radicale sensaties, pochend over haar originaliteit. Hoewel bewust van de tegenstellingen waarin haar vaders/peetvaders gevallen zijn, volgt het Onzichtbare Comité hen zowel in woord als in daad. Het resultaat is een tekst uitgegeven door een commerciële uitgeverij, maar die tegelijkertijd waarschuwt voor “culturele milieus” wiens taak het is om “nieuwe krachten te signaleren en door breed uit te meten waar je mee bezig bent, iedere betekenis te ontnemen aan wat je doet”. Aan de ene kant wordt het verkozen als boek van de maand bij FNAC6, aan de andere kant waarschuwt het dat “in Frankrijk, de literatuur het van hogerhand toegewezen terrein voor het amusement van de castraten is. Het is de formele vrijheid die verleend is aan diegenen die niet overweg kunnen met het niets van hun werkelijke vrijheid”. Maar zoals we al eerder zeiden, heeft een revolutionaire beweging die ernaar streeft een breuk met het bestaande te bereiken, geen enkele nood aan een bevestiging van de sociale orde die het bekritiseert. Laat het aan de opportunisten van iedere soort over, de hypocrisie van het voorstellen van iets als zijnde een onverschrokken inval op vijandig terrein, terwijl het in werkelijkheid collaborationisme is. Een nogal vreemd idee van autonomie en afscheiding van de instituten, dat ertoe aanspoort om er voet aan wal te zetten en er zonder terughouden aan deel te nemen.

Het is duidelijk waarom de fans van dit boek een goede reden hebben om zich te verheugen: nadat de Amerikaanse editie, gepubliceerd door Semiotext(e), gespecialiseerd in de post-structuralistische french theory, is verspreid door M.I.T Press (voor slechts 12,95 dollar) is haar wereldwijde succes gegarandeerd. De komende Opstand, komende in de etalageramen van alle boekhandels welteverstaan, is niets anders dan de karikatuur van en de tot koopwaar gemaakte opstand die al deze etalageramen zou kunnen insmijten.

 

Aangezien “the Coming Insurrection” nu ook in het Nederlands verschenen is (“De komende opstand”, uitgegeven door Uitgeverij de Fabriek, 2010), werd het hoog tijd om dan ook maar een tegengeluid te publiceren. De vertaling hieronder is gemaakt aan de hand van de Engelse en Spaanse vertaling van de tekst 'Insurrezione e il suo doppio', verschenen in de Italiaanse anarchistische publicatie “Machete”.

 

1 Sol dell'Avvenire, letterlijk “de Zon van de toekomst”, verwijst naar de idee van de mytische “nieuwe dageraad” die zal aanbreken na de revolutie.

2 Feltrinelli is een bekende Italiaanse keten van boekhandels, die gerekend worden tot de betere “linkse” boekhandels.

3 Verwijzing naar de titel van een ander boekje, Appel, dat in Frankrijk verscheen en meer dan enkele overeenkomsten vertoont met De komende opstand. Het verscheen in het Engels onder de titel The Call.

4 De disobbedienti is een door en door politieke beweging in Italië, geïnspireerd door Negri.

5 Eén van de veronderstelde auteurs van het boekje, gearresteerd in Tarnac, verklaarde tegenover de kranten en televisiecamera's dat hij niets meer is dan een simpele “kruidenier”.

6 FNAC is de grootste boekenketen van Frankrijk, een soort gigantische supermarkt voor boeken. In iedere stad van zekere omvang is er wel één te vinden, meestal naast de H&M.