Ostrogoto [nl]

Zonder voorga

Zonder voorga. Dat is de karaktertrek van het tijdperk dat we vol verbazing, angst, afgrijzen en hoop aan het leven zijn. Zeker, de geschiedenis kende ook in het verleden al oorlogen, opstanden of ineenstuikende economieën. Maar na het gebeurde en met de nodige veilige afstand, leek het ons altijd makkelijk om de aanwezige delen, hun redenen en de invloed van de verschillende acties van de protagonisten op de ontketening van de gebeurtenissen te identificeren. De laatste twee eeuwen hebben ons een te bereiken kennis verschaft, ze hebben onze zekerheden en twijfels uitgebeiteld, ze hebben de gids opgesteld die we gebruiken in ons dagelijkse handelen. Maar het derde millennium opende zich onmiddellijk met het teken van het onverwachte.

Wie zou er op de morgen van 11 september 2001 bij het wakker worden kunnen gezegd hebben dat de wereld enkele uren later niet meer dezelfde zou zijn? Sindsdien hebben de tien voorbije jaren onze best verankerde referentiepunten één na één verbrijzeld. Om nu dan uit te komen op de dag van vandaag met een Europees land dat al lange tijd in een onzeker evenwicht zweeft tussen reactie en revolutie (Griekenland), een ander land dat bekend werd voor zijn in brand gestoken onverstoorbaarheid (Engeland), nog andere landen die op twee passen staan van de economische crash (Italië, Spanje, Portugal, Ierland); verre regimes die eeuwig leken en op enkele weken tijd uiteenspatten (Tunesië, Egypte, Libië), andere landen die om te overleven een genadeloze repressie moeten voeren tegen hun bevolking (Syrië); en de wereldsupermacht zelf, de Verenigde Staten meesters van de planeet, moeten hun rekening vereffenen met het failliet van de economische balans. Om dan nog niet te spreken over de ontelbare oorlogen die kort hadden kunnen duren en maar blijven doorgaan (Irak en Afghanistan), conflicten die gesust leken en weer oplaaien (Israël-Palestina), massamigraties die (zowel in de ene als in de andere richting) de manier van leven van miljoenen mensen overhoop halen, rampen die erg weinig natuurlijk zijn en niet alleen mutaties van de omgeving impliceren, maar ook sociale en politieke veranderingen. Tot aan het dagelijkse leven, dat we dag na dag doorzeulen en alsmaar nijpender wordt door de afwezigheid van arbeid die vervreemdend, maar nodig is om aan geld te geraken dat nooit volstaat om de koopwaar die niets waard zijn te verkrijgen… alles draagt ertoe bij om het bewustzijn te verspreiden dat dit heden geen toekomst heeft.

De wereld die wij kennen, de enige waarvan we een directe ervaring hebben, valt voor onze ogen uiteen. Het doet er hier weinig toe om vast te stellen of haar ondergang het resultaat is van een slecht beheer van de macht of ook van de strijden van de sociale bewegingen, of het gaat over een oude voorspelling die uitkomt of juist om een verbazingwekkende nieuwigheid. Op een bepaalde manier doet het er ook weinig toe te weten of dit reëel en materieel is, of dat het gaat over een zoveelste virtuele illusie. Wat zeker is, is wat ervaren, gevoeld wordt. In ieder geval kan dit alleen maar goed nieuws zijn voor degenen die de intentie hebben om deze wereld op z’n kop te zetten. Niet langer nodig om breuken te forceren in de muur van de consensus die de sociale orde regeert: deze muur brokkelt al af. Niets is meer zoals vroeger. Nochtans veroorzaakt de situatie die zich ontwikkelt en die in theorie van onze kant slechts enthousiasme zou moeten opwekken in de praktijk vooral ontreddering. Hoe kunnen wij, geboren en getogen in de vorige eeuw, in het vorige millennium, hedendaags en actueel zijn? De taal, de interpretatiekaders waar we aan gewend zijn, lijken tot niet veel meer te dienen en blijken beetje bij beetje onbruikbaar te zijn. We lopen het risico om over te komen als historische relieken, stoffige antiquiteiten goed om in musea te steken.

Daarom is een brede confrontatie meer dan ooit noodzakelijk en dringend. Voor onze ogen openen zich onvoorstelbare gelegenheden. Om erin te slagen die te plukken, zullen we geen lessen meer van buiten moeten leren, maar evenmin kunnen we vertrouwen op het loutere toeval, en nog minder op het navolgen van één of andere kortstondige ideologische mode. Elkaar ontmoeten, discussiëren, ideeën uitwisselen met het zicht op… (ja, met het zich op wat eigenlijk?), wordt alsmaar meer onontbeerlijk.

 

Een nieuwe wereld

Er schiet ons hier nu een bekende zin van Buenaventura Durruti te binnen. Laten we niet bang zijn voor ruïnes want in onze harten is reeds een nieuwe wereld aan het geboren worden. Voilà, laten we vandaar vertrekken. Als, op het oude continent, de ineenstorting van deze wereld neigt om reacties op te wekken met nihilistische of citoyennistische accenten, dan is dat omdat er geen enkele nieuwe wereld zit in de harten van de menselijke wezens die het bewonen. In Noord-Afrika vechten de revolterenden ook met moed en vastberadenheid omdat ze nog een hoop hebben die hen bezielt. We weten dat de mythe van de democratie een leugen is en we herhalen (tegen onszelf) dat het in hun mond slechts een voorwendsel is om los te barsten. Maar het is, of het nu gaat over een voorwendsel of een reden, nutteloos om te verbergen dat ze nood hadden aan deze mythe, dat ze nood hebben aan een droom die hen aanspoort om te vernietigen wat de verwezenlijking ervan verhindert. Alle revoluties hebben nood gehad aan een voldoende krachtige en vervoerende droom om de menselijke wezens op te zwepen en hen aan te zetten tot actie. Deze droom is altijd anders geweest dan de ellendige toegevingen van het bestaande. De directe democratie waar de Enragés het over hadden was ondenkbaar voor 1789, net zoals de Commune dat was voor 1871, of de Sovjet voor 1917, of de Collectiviteit voor 1936.

Maar wat is hier vandaag in het Westen de droom? De enige utopie die niet besmet blijft (in zekere zin is het vreselijk om te zeggen, maar dat is ook te danken aan de nederlaag van de Spaanse revolutie) is die van de anarchie, die van een wereld ontdaan van alle machtsverhoudingen. Desondanks merken we onder de anarchisten zelf een zekere terughoudendheid op om de anarchie te verdedigen, een schaamte van degenen die niet zouden willen overkomen als weinig praktisch en té onrealistisch. En vervolgens, tot wie moeten we ons richten? Onder de onweerstaanbare golf van de technologische ontwikkeling zagen de laatste decennia de erosie van alle betekenis, de alteratie van de woorden, de veralgemening van de afasie. Het Babylon van de vrije markt is eveneens het Babel van de niet-communiceerbaarheid.

Dat veroorzaakt de verdwijning, niet van de zogenaamde sociale kwestie, maar eerder van het bewustzijn ervan. De huidige sociale strijden worden niet gevoerd door uitgebuiten die komaf willen maken met de uitbuiting (en die jammer genoeg nog op politiekers vertrouwen die klaar staan om hen te verraden), maar door geïntegreerde burgers die alleen maar een meer authentieke democratie eisen. Tegelijkertijd hebben de revoltes die onvoorzienbaar ontploffen in elke hoek van de planeet over het algemeen geen inhoud, formuleren geen eisen, wijzen geen perspectieven aan – het zijn slechts ontploffingen van razernij. Deze tendens die goed zichtbaar is in Europa, heeft het merendeel van de anarchistische beweging aangezet om zich te verdelen, om twee wegen te bewandelen die schijnbaar tegenovergesteld zijn, maar in werkelijkheid elkaar spiegelen.

Eens ze in hun harten alle hoop in slaap gewiegd hadden, onthulde zich voor de ogen van vele kameraden die niet willen berusten een droog, brutaal, onafwendbaar alternatief. Ofwel afzien van elke poging om de massa’s te betrekken die zich alsmaar meer vervreemd tonen en de sociale oorlog omvormen tot een privé-oorlog tussen de anarchisten en de Staat (gewapend-strijdisme). Ofwel deze participatie nastreven tot op het punt om zich aan te passen aan de “dynamieken” van de massa’s door er de eisen van over te nemen en de sociale oorlog om te vormen tot een verzet van de burgermaatschappij tegen de Staat (citoyennisme). Zo zie je des te beter hoe het vertrekpunt van deze parcours hetzelfde is: de vaststelling dat de werkelijkheid die ons omringt geen revolutionaire interventie meer toelaat die identiek is aan wat er in de loop van de voorbije eeuw in de praktijk gebracht werd of wenselijk geacht werd.

Laten we duidelijk zijn. Deze twee hypotheses bieden antwoorden aan reële, concrete eisen en verlangens, en het gaat er niet over die in vraag te stellen. Maar dat neemt niet weg dat de poging om te handelen op de werkelijkheid die ons omringt zich gescheiden heeft in haar vormen, zo gescheiden dat de verschillende strijdmanieren niet meer complementair zijn, maar gepolariseerd zijn in twee, allebei politieke, alternatieven: langs de ene kant de vrijwillig a-kritische deelname aan “volkse strijden” en langs de andere kant de oprichting van een specifieke organisatie die verschillende aanvallen tegen de macht opeist. Vandaag is het juist het binnenvallen van de politiek en haar berekeningen in een beweging die er vijandig tegenover stond één van de voornaamste redenen voor de huidige “depressie” die vele kameraden treft. En hoe meer de politiek zich “winnend” toont, dankzij een gebruik zonder scrupules van verschillende lapmiddeltjes van zelfpromotie, hoe minder men erin slaagt om haar buiten te houden.

 

Welke wegen?

Het anarcho-citoyennisme is er in bepaalde massacontexten in geslaagd om ervoor te zorgen dat de kameraden door iedereen graag gezien worden, om hen zichtbaarheid en consensus te doen bekomen, maar… op welke voorwaarden? De prijs ervoor is om af te zien van anarchisten te zijn, te leren om de eigen gedachten in te kleden of te verzwijgen, het onverdraaglijke te verdragen. Het gaat over een “overwinning” die er niet in slaagt om het lage opportunisme dat haar mogelijk gemaakt heeft te verbergen, en dat een oeuvre heeft volbracht dat in andere tijden ondenkbaar was: ervoor zorgen dat vele kameraden de hypothese zelf van interventie in een sociale strijd verwerpen, een interventie die tegenwoordig beschouwd wordt als een synoniem voor compromis. Maar hoe kunnen we ons daarover verbazen nadat we anarchisten conferenties met reformisten hebben zien organiseren en petities hebben zien overhandigen aan de autoriteiten? Hoe er ons over verwonderen, nadat we hen hoorden zeggen dat ze een grotere koopwarencirculatie wilden en aan de zogenaamde pacifistische partijen verweten dat ze hun institutionele taak niet volbrachten? Hoe ons beklagen, wanneer we hen schouder aan schouder gezien hebben met stalinisten en priesters? Maar daarenboven wordt deze eminent politieke interpretatie van de sociale strijd ons gedeald als een verworven waarheid na een onbetwistbare historische ervaring. “Delen of Staat” ["Condivisione o Stato", slogan uit Val Susa, nvdv.] is het pathetische dictaat dat degenen die argumenten te kort schieten vandaag proberen op te leggen om de problemen uit de weg te gaan.

Nochtans zou het tegenover de uitbreiding van de woede, de ontploffing van alsmaar belangrijke tegenstand, de ontwikkeling van nieuwe perspectieven, absurd zijn om zich te onthouden van de mogelijkheid om te interveniëren in bredere contexten louter en alleen omdat we lamgeslagen worden door de druktemaker-marketing van bepaalde leidertjes van de beweging. In plaats van doodsbang te zijn voor het noodzakelijk deelkarakter van de sociale strijden, zouden we daarom moeten proberen om ook in hun schoot te vechten, wetende en uitleggende dat de sociale aard van een strijd gegeven wordt door haar kwalitatieve dimensie, en zeker niet de kwantitatieve. De weinige kameraden die bijvoorbeeld de bouwwerven van de TAV saboteren, zijn bezig met op hun manier een sociale strijd te voeren, omdat de Hoge Snelheid een probleem is dat éénieder, zonder onderscheid, aangaat. Om een ander voorbeeld te geven: de vele kameraden die betogen voor de afschaffing van de levenslange bestraffing, voeren een strijd voor de rekening van anderen, een politieke strijd, omdat de levenslange opsluiting een probleem is dat slechts erg weinig mensen aangaat en die slechts op wetgevend niveau een abolitionistische oplossing kan krijgen.

Daarom willen wij niet volledig buiten de sociale strijden blijven. Maar wij willen wel ver weg blijven van de politiekers die de sociale strijden infecteren, anarchisten inbegrepen.

Het anarcho-gewapende-strijdisme van haar kant, ook daar waar het het vaakst en met betere resultaten in geslaagd is om de vijand direct te raken (zoals in Griekenland of in Latijns-Amerika), neigt er nochtans naar om de sociale subversie te reduceren tot een puur militaire aangelegenheid, tot een botsing tussen wij en zij. Het volstaat om op te merken hoeveel acties expliciet uitgevoerd worden als antwoord op repressieve operaties. Eerder dan de strijd tegen de overheersing in al haar aspecten voort te zetten en uit te breiden, komt het ontwikkelen van de solidariteit op zulke manier neer op de reductie ervan tot een verdediging van zijn invloedssfeertje: de anarchisten vallen de Staat aan die kameraden opsluit, de Staat reageert op haar beurt door andere anarchisten op te sluiten, die dan reageren door de Staat aan te vallen, die reageert door andere anarchisten op te sluiten, die op hun beurt… Zo onstaat een werkelijk vicieuze cirkel die nog minder aanlokkelijk wordt wanneer die opgesmukt wordt met die trieste retoriek die het martelaarschap en de opoffering verheerlijkt. Het gaat niet meer over een strijd die erop gericht is om een bestaande te ondermijnen dat onverdraaglijk is voor de erg grote meerderheid van de mensen, het wordt een duel tussen enkele rebelse individuen en de Staat. Het feit dat deze botsing vaak op de voorpagina’s van de kranten belandt maakt haar daarom nog niet interessanter, ze wordt sowieso gezien als een privé-aangelegenheid en kan aldus slechts een publiek van toeschouwers aantrekken. En dat nog om een andere reden, en dat is de ergste, want het gewapend-strijdisme maakt dat de aanval tegen de structuren en de verantwoordelijken van de overheersing de karakteristiek wordt van specifieke organisaties eerder dan van een hele beweging. En dit is in feite geen natuurlijke noodzakelijkheid. Het is een arbitraire keuze. Zoals een groot deel van de geschiedenis van de anarchistische beweging aantoont, kan de “propaganda van de daad” erg goed aangewend worden door de beweging in haar geheel. Dat gebeurt wanneer de actie anoniem blijft, zonder dat iemand er het auteurschap van opeist. Wanneer een actie aan niemand in het bijzonder toebehoort, kan ze aan allen in het algemeen toebehoren. Maar als men zich de last op de hals haalt om de actie op te eisen, om er een eigen merkteken op aan te brengen, dan is dat omdat men tegenover de hele wereld wil onderstrepen dat deze actie aan iemand toebehoort.

Ondanks de schijn lijken het citoyennisme en het gewapende-strijdisme op elkaar en voeden ze elkaar wederzijds. De openheid voor compromis van de eerste stimuleert de identitaire geslotenheid van de tweede, en vice versa. De citoyennist die zweert bij zijn radicaliteit terwijl hij de hand schudt met politiekers verschilt niet zo veel van de gewapende strijderist die zweert bij zijn informaliteit terwijl hij een organisatie voorzien van acroniemen en programma’s opbouwt. De eerste zoekt de consensus van de massa’s en minacht daarom de microfoons van de journalisten niet. De tweede minacht de massa’s maar zoekt de schijnwerpers van de media. Beide, op hun manier, zijn op zoek naar zichtbaarheid.

Wij vinden een anonieme en informele beweging – een autonome anarchistische beweging zoals men indertijd zei, voordat deze definitie werd geradbraakt door rechters en journalisten – ongelooflijk veel wenselijker, een beweging die niet afziet van haar alteriteit tegenover de wereld die haar omringt. Maar die evenmin afziet van de mogelijkheid om die wereld te subverteren, het is te zeggen, die niet aanvaard dat in haar hart die nieuwe wereld gedoofd wordt die haar niet bang maakt voor ruïnes. De utopie is het enige tegengif tegen het citoyennisme en het nihilisme. We leven als gasten, ongewenst en onwenselijk, van de oude ontpleisterde wereld. Haar agonie roert ons niet, beter, het is onze intentie om de verdwijning ervan te versnellen.

 

Perspectieven

Hoeveel keren moet je je dromen aan diggelen zien liggen voor je stopt met te dromen? Hoeveel keren moet je vertrouwen verraden worden voor je begint iedereen te wantrouwen? Hoeveel keren moet je zien dat je ideeën verloochend worden voor je je tevreden stelt met gelegenheidsmeningen? Hoeveel keren moet je aanhoren dat je gedachten gebanaliseerd worden voor je afziet van alle communicatie? Sommigen blijven het zich afvragen, hopende in het diepst van hun hart dat ze er nooit in zullen slagen om een antwoord te vinden. Wij evenmin. Koppig of simpelweg dom, ongelegen of simpelweg achterop, wij vinden het onverdraaglijk om te verglijden in de melancholie juist op het moment dat er zich nieuwe en fascinerende mogelijkheden openen.

Maar – en dat moet nog terdege beseft worden – het is niet de subversieve propaganda, het is niet de oprichting van een revolutionaire organisatie die de revolterenden op straat doet komen. Het is de materiële en emotionele ellende van dit bestaande die we allen dagelijks meesleuren. En zo dat al waar was in het verleden, is dat het nog meer vandaag wanneer we geen enkele zon van de toekomst meer ontwaren achter de heuvels, maar eerder de nacht van de oerchaos. Tegenover deze duisterheid zullen de militanten zich blijven opsluiten in hun klooster uit angst om verward te worden met het banale uitschot, terwijl de intellectuelen zich zullen blijven bevragen over de crisis van de vertegenwoordiging. Maar er valt niets te veroordelen of te verheerlijken in de moderne revoltes, de revoltes die ons de pedalen doen verliezen met onze gewoonlijke kompassen. Met alles moet de confrontatie aangegaan worden.

Decennialang zijn we bijna immobiel gebleven in het brakke water van de sociale pacificatie, wachtende op een wind die ons zou toelaten om ons in beweging te zetten in de richting van onze respectievelijke bestemmingen. Voor zover onze hoop en voorspellingen teleurgesteld werden, is het vandaag nochtans niet zomaar een zucht wind die opsteekt. Aan de horizon tekent zich een zwarte hemel af die slechts donderstormen belooft. En nu, wat willen we doen? De zeilen reven en het anker uitwerpen, vastberaden om immobiel te blijven omdat het risico ons bloot te stellen aan een schipbreuk te groot is, of zoveel mogelijk ons schuitje te verstevigen en de trossen los te gooien?

Dat de rellen die spontaan losbarsten beperkt zijn in de tijd en in hun inhoud is slechts een vals probleem. Als dat het geval is, dan is dat ook te wijten aan de afwezigheid van wat ertoe zou kunnen bijdragen om ze te verlengen en te sublimeren. En zelfs indien het slechts zou gaan over een koortsopflakkering van een ziek sociaal lichaam, dan nog blijft het een feit dat ze een verlaging van de immuunsystemen betekenen, een verlaging die in staat is om de komst van de fatale infectie waarop wij hopen te vergemakkelijken. Zelfs als het slechts zou gaan over een kortstondige speeltijd die toegestaan wordt net voor de klastaak, blijft het een feit dat het aan ons is om de radertjes van de bel te saboteren. En als degenen die eraan deelnemen in werkelijkheid geen enkele revolutionaire aspiraties koesteren, meer gestuwd door de wrok omwille van hun sociale uitsluiting dan door de weigering van alle institutionele integratie, dan heeft dat maar weinig belang. Wat deze oproer in elk geval wenselijk maakt, is de opschorting van de normaliteit die ze kunnen opleggen, de onmisbare premissen voor elke poging om de werkelijkheid te transformeren. Het gaat er niet over om de smaken te delen met degenen die botsen met de ordetroepen, noch om te proberen hen een lesje pedagogie te geven aan de hand van heilige subversieve teksten wanneer ze ten aanval trekken om futiele koopwaar te bemachtigen. Het gaat erom zich in de zo geschapen chaos te werpen – zelfs als die geschapen is omwille van een banale reden, zelfs als het op een instrumentele manier is – en te proberen om elke terugkeer naar de orde der noden in de war te sturen, verhinderen, vertragen, belemmeren. Wat neerkomt op het ontrukken van kostbare tijd om te experimenteren met de wanorde van de verlangens, die te verspreiden en te consolideren.

Ziedaar waarom het in het licht van de nieuwe brandhaarden die in de fik gaan en met het klimaat dat je overal in Europa inademt, voor ons alsmaar belangrijker wordt om niet bij verrassing genomen te worden. Zonder ons handelen te plannen om ons in te dekken tegen het onbekende, noch om nieuwe medeplichtigheden te zoeken waar er geen kunnen zijn en aldus te eindigen als sociale assistenten die onbewust zijn van hun bestemming. Zonder garanties, zonder zekerheden, zonder angsten voor wat niet te ontcijferen valt. Maar, in de niet zo verre eventualiteit dat er voor onze voeten een brand opsteekt, is het beter om reeds een min of meer duidelijk idee te hebben over waar naar toe te gaan en wat te doen, en tegelijkertijd het hoe en het waarom van het doen uit te diepen.

 

«Er bestaat geen enkele organisatie die boven mijn individuele vrijheid staat… en in elk geval wil ik geen deel uitmaken van een revolutie waar niet gedanst kan worden»